De Boezemvrienden zijn op zoek naar nieuwe muzikanten en zangers!
Ben jij enthousiast over zeemansliederen, doe eens gek, en kom bij ons gezellige koor en meld je aan! Casting is niet nodig en kennis van noten ook niet, de zeemannen van weleer werden ook niet geselecteerd op hun zang kwaliteiten.
Momenteel zijn we naast zangers ook naarstig op zoek naar een accordeonist(e) of toetsenist(e), ook andere instrumenten zijn van harte welkom!
Van de Kapitein
Niet de beste zangers maar de eigen invulling van de liedjes en het enthousiasme waarmee wordt opgetreden, zijn een lust voor het oog en oor. Dit was een juryrapport van een concours waar we aan mee hebben gedaan. Volgens mij kun je geen beter rapport krijgen want vroeger zaten op de schepen ook niet de beste zangers maar wel enthousiaste werkers.
In september 2003 is het koor onder het genot van een biertje en/of borreltje in Café “De Boezemvriend” (tegenwoordig Café Friends) te water gelaten. “Vandaar onze naam”.
Die eerste oefenavond waren er toch al 7 mensen die meededen.
Tegenwoordig zijn we met 15 zangers en 4 muzikanten.
Shanty’s (uitspraak; sjenty’s) zijn ritmische arbeidsliederen die aan boord van grote zeilschepen werden gezongen om het zware werk te verlichten. Ze werden bijvoorbeeld gezongen tijdens het hijsen van de zeilen, het gelijktijdig doorhalen van de brassen, het lichten van de ankers en het eentonige werk aan de pompen. Niet elke shanty werd muzikaal ondersteund. Vaak werden de liederen aan boord a capella gezongen.
De meeste werkzaamheden aan boord die zwaar waren of langdurig moesten worden volgehouden, hadden zo hun eigen shanty, allemaal in hun eigen ritme of toon.
Onder leiding van Jan van den Brand oefenen we iedere maandagavond vanaf 21:00 uur (behalve schoolvakanties). Tijdens de zomertijd beginnen we om 20.00 uur, we repeteren in een zaaltje in Tennis & Squashcentrum “De Matenhal”.
Bij wijze van uitzondering repeteren we in de periode van 28-11-2022 t/m 9-1-2023 ook van 20.00 tot 21.00.
Lijkt het je leuk om een deuntje mee te zingen aarzel dan niet en kom gezellig langs.
Met vriendelijke zeemansgroeten,
Shanty Albert.
Oefenen, oefenen, oefenen
Iedere maandagavond vanaf 21:00 uur (behalve in de zomervakantie). Tijdens het zomerseizoen beginnen we om 20.00 uur repeteren we in een zaaltje in Tennis & Squashcentrum “De Matenhal”.
In deze zaal oefenen we onze shanty’s en kunnen gebruik maken van de bar van de vereniging.
Kom gerust eens kijken en luisteren of bezoek ons tijdens één van onze optredens.
Nieuwe leden zijn altijd welkom!
Niet alleen zangers maar ook muzikanten zijn welkom, een toetsenist(e) of een accordeonist(e) in het bijzonder.
Kom simpelweg naar een oefenavond en laat ons weten of je mee wilt doen!
Een kennismaking kost je niets en levert je op zijn minst een boel lol op. Voor de contributie daarna hoef je het ook al niet te laten, die is “slechts 15 euro” per maand.

De Boezemvrienden uit je stereo?
Natuurlijk wilt u ons thuis ook kunnen beluisteren. Dat kan! Bestel onze jubileum-cd!

Meer over onze liederen!
Op deze pagina gaan we wat dieper in op de teksten en achtergronden van een aantal van onze liederen.

THE MINGULAY BOATSONG
Het lied is rond 1930 geschreven door Sir Hugh S. Roberton (1874-1952). Hij baseerde het op een oud Gaelic lied. Gaelic is de oorspronkelijke taal van het hieronder beschreven gebied.
Het eiland Mingulay is het op één na grootste Eiland van de Bischopeilanden. (Schotse Hebriden) Het ligt ten Noordwesten van het Schotse vasteland.
Mingulay is kennelijk de thuishaven van de zeelieden die dit lied zongen.
In het refrein worden de mannen aangemoedigd om in moeilijke weersomstandigheden het schip goed in de wind te leggen, (bring her head round, now…) want het gaat op huis aan.
De mannen spreken elkaar moed in om niet bang te zijn voor het weer, de wind en de onstuimige zee.
“The Minch” is het water tussen de eilanden en het vaste land.
Dit water kon hier en daar verraderlijk ondiep zijn en het weer boven de Hebriden was vaak heel slecht.
Hoe ruiger de zee hoe witter de schuimkoppen. Vandaar de tekst: “What care we tho’ white the Minch is….” Het enige dat telt is dat ze naar huis varen. Iedere “Inch” die ze afleggen brengt ze dichter bij huis.
Want de vrouwen staan aan de kade te wachten vanaf zonsopgang en ze zullen daar blijven staan tot zonsondergang.

SALLY BROWN
Volgens Stan Hugill, een gezaghebbend schrijver over shanty’s, stamt dit lied uit 1830.
Het is een Kaapstander (Capstan) en werd onder andere gebruikt om het anker te laten zakken of te lichten.
Er werd veel naar “de West” , of West Indië gevaren. Hiermee werd het Caribisch gebied bedoeld en Suriname. In de havens van Trinidad, Jamaica, Barbados en ook de Antillen werd hardhout, suiker en rum geladen. (Op de Antillen werd hoofdzakelijk zout geladen)
De donkere vrouwen van dit gebied in hun kleurige gewaden stonden vaak te wachten op de matrozen als ze van boord gingen. Tja wat wil een matroos nog meer. Rum en vrouwen!!
In de tekst staat dat Sally een “Bright mulatter” was. Een mulat is een kind van een blanke man en een donkere vrouw. Vaak waren de vrouwelijke mulatten erg mooi. Deze vrouwen werden vaak Sally Brown genoemd.
Er wordt gezongen dat Sally een dochter is van “the Wild Goose Nation”
Er waren veel jonge arme Ierse mannen die tijdens de pogingen van Engeland om Ierland te veroveren, Ierland ontvluchtten. De mannen werden Wild Gooses, (wilde ganzen) genoemd. Zij gingen als huurling of bemanningslid varen aan boord van de schepen. Als zij dan een kind verwekten bij een donkere vrouw in dit gebied werden dat kinderen van “the Wild Goose Nation” genoemd.
De man in het lied heeft zeven jaar verkering met Sally gehad. Sally woonde op de oude plantage, dronk rum en pruimde tabak. Hij gaf al zijn geld aan haar uit voor snuisterijen etc. Kennelijk was Sally zeer wispelturig. “Queen of faces” Steeds een ander gezicht. Maar om haar/zijn dochter gaat hij elke keer naar haar terug.
Op het laatst zegt hij dat zijn problemen voorbij zijn omdat ze met een soldaat getrouwd is.
Hij zegt dat hij haar gaat verlaten maar haar(of haar dochter) nooit zal bedriegen of misleiden.
Het lied werd ook vaak gezongen door de houthakkers die het hardhout kapten. Ook dit was zwaar werk en dat werd lichter als je zong.

JOHN KANAKA
Zoals gezegd. John was in de dagen van de zeilvaart de naam van vele zeemannen. Kanaka komt uit de Hawaïaanse taal en wijst naar de bevolkingsgroep de Kanaken.
Deze zeelieden kwamen niet alleen van Hawaï maar ook van andere eilanden uit de Stille Oceaan zoals Samoa, Tonga, Salomonseilanden etc.
Deze “Kanaken” werden gewaardeerd om hun zeemanschap.
Soms werden ze door de schepen simpelweg ontvoerd en gedwongen om aan boord te werken.
“Blackbirden” werd dat genoemd.
John Kanaka is een zogenaamde “Long haul” shanty. Het werd bijvoorbeeld gezongen bij het hijsen van de zeilen. De tekst: “Just one more pull and that will do” verwijst hier naar.
De John Kanaka uit ons lied is kennelijk niet al te ijverig.
Er wordt gezongen dat de ouwe (de kapitein) zei dat het vandaag vakantie is en er dus niet gewerkt hoeft te worden.
“Tu lai é” is Hawaïaans voor “houd je maar gereed”, oftewel denk niet dat je op je luie krent kan zitten, want we zijn sinds de vroege ochtend onderweg naar San Francisco en we moeten nog langs Kaap Hoorn en daar is het ook hard werken. Je wou dat je nooit geboren was!
Geen vakantie maar trekken aan de touwen!

BACK HOME IN DERRY
Geschreven door de Ierse activist Bobby Sands op de muziek van Het lied “The wreck of the Edmund Fitzgerald” van Gordon Lightfoot. Bobby schreef de tekst terwijl hij in de gevangenis zat. Het lied werd op de plaat gezet door de zanger Christy Moore.
Bobby Sands was geboren in 1954 in Belfast en was lid van de Provisionel Irish Republican Army. Hij werd in 1976 in de gevangenis gezet door de Engelsen. In 1981 ging hij samen met anderen in hongerstaking. Tijdens deze hongerstaking werd hij tot parlementslid gekozen voor Fermanagh en South Tyrone. 5 mei 1981 overleed hij aan het gevolg van zijn hongerstaking die 66 dagen had geduurd.
Het lied gaat over Ierse gevangenen die ingescheept werden in Londonderry door de Engelsen, om hun straf uit te zitten in de strafkolonie Van Diemensland (het huidige eiland Tasmanië bij Australië)
Soms werden arme mannen die eten stalen voor hun gezin in die tijd (1803), veroordeeld tot zeven jaar of langer strafkamp. Tijdens de zeereis overleden er veel zoals in de tekst staat.
In het refrein klinkt de heimwee naar Derry.
Uiteindelijk heeft de man in het lied zijn straf er na twintig jaar opzitten.
Ik kwam als een rebel en zo ga ik ook dood. In de koude wind ’s nachts kun je me vinden.

LEAVING OF LIVERPOOL
Volgens de overleveringen werd dit lied voor het eerst gezongen rond 1885 door een zeeman uit Liverpool aan boord van de “General Knox”
Het lied werd gebruikt als Capstan (kaapstander) maar werd ook als forebitter en dus tijdens de rust gezongen. Oorspronkelijk was het een folksong onder de naam:”Fare thee well, My own true love.”
Liverpool was rond die tijd een belangrijke havenstad. Door de vele aan- en afmonsteringen en het feit dat de bemanningen uit vele landen kwamen, woonden er in Liverpool veel buitenlanders zoals Noren, Zweden, mensen uit Porto Rico, Hawaï etc.
De zeeman die het zingt staat op het punt te vertrekken uit de haven met de bestemming California. Waarschijnlijk om te proberen goud te bemachtigen en/of te laden. Want rond die tijd heerste daar de goudkoorts.
Hij zingt dat hij aan boord gaat van een Yankee Clipper met de naam Davy Crockett. Genoemd naar een Amerikaanse kolonist en politicus.
De naam van de kapitein was Burgess. Die hanteerde kennelijk een hard tot barbaars regiem want zijn schip wordt omschreven als een drijvende schande.
Hij was zuinig op zijn schip. Dat blijkt uit het feit, dat hij het boegbeeld van Davy Crocket vóór dat ze uitvoeren liet verwijderen. Zo kon het tijdens stormen etc. niet beschadigen.
Overigens verloor Burgess zelf het leven tijdens een storm in 1874.
Het is niet dat het vertrekken uit Liverpool de zanger grieft, maar het verlaten van zijn geliefde.
Een thema dat veel in Shanty’s voorkomt.

SACRAMENTO
Dit lied is geboren aan boord van de Amerikaanse Clippers die rond de helft van de negentiende eeuw de zeeën bevoeren.
Schepen als de “Flying Cloud” en de “Sea Witch” probeerden zo snel mogelijk om Kaap Hoorn te varen op weg naar het nieuwe goud Eldorado, de Sacramento River in Californië.
Uit de overlevering weten we dat dit lied al in 1849 aan de kaapstander gezongen werd.
De melodie is hetzelfde als het lied “Camptown Races” (paardenraces) van Stephen Foster. Ik ben zo vrij om de conclusie te trekken dat Stephen zich heeft laten “inspireren” door de shanty. Foster kreeg in 1850 de auteursrechten op Camptown Races. Dus de shanty Sacramento was er volgens mij eerder.
De goudkoorts deed mensen verplaatsen naar de omgeving van San Fransisco in Californië. Maar we moeten ons voorstellen dat er in die tijd maar weinig mogelijkheden waren om over land van de oostkust naar de westkust van Amerika te komen. Daar komt nog bij dat Californië toen nog een totaal ruig en wild gebied was. San Fransisco had toen 500 inwoners. Dus de meeste goudzoekers namen de boot en moesten helemaal om Kaap Hoorn varen. Zelfs uit Europa kwamen de goudzoekers naar Californië. Velen kwamen berooid terug maar er zijn ook mensen schatrijk geworden.
De tekst:
We zingen in het eerste couplet dat we via Kaap Hoorn door de regen en sneeuw moeten varen.
En dat is geen pretje.
Maar men zegt dat er aan de oevers van de Sacramento genoeg goud is.
In het derde couplet worden de Dago meisjes bezongen.
Dit zijn dochters van voormalige Spaanse zeelieden of andere Spanjaarden die in Californië zijn gaan wonen.
In het vierde couplet leren we dat Spaanse meisjes hun haren met visgraten kammen.
In het laatste couplet zingen we dat het nog negentig dagen varen is naar de baai van San Fransisco.
Maar daar staat ook een goede betaling tegenover.
Mooi lied dat een stuk geschiedenis in zich heeft.

JOHNNY COMES DOWN TO HILO
In dit lied is duidelijk de verwantschap te zien tussen de werkliederen die de slaven aan land zongen en de shanty’s.
Vooral natuurlijk in het zuiden van de Verenigde Staten. Zoals in Mobile in Alabama.
Het is een zogenaamde capstan (Kaapstander) dat gezongen werd als er flink doorgewerkt moest worden aan de kaapstander. En er een regelmatige rondgang nodig was.
Met Hilo kan de havenstad met dezelfde naam op Hawaï bedoeld worden. Maar shanty’s zijn niet gecomponeerd. Ze ontstonden aan boord. De tekst van dit lied is beïnvloed door Ierse en Neger-Engelse accenten.
Dat is te zien aan woorden als NEBBER (Never) en WID (With) HOSS (Horse) en GAL (Girl).
Met (H)ILO werden ook wel sommige Zuid-Amerikaanse havens bedoeld zoals de haven Ilo in Peru waar chemicaliën werden verscheept.
We gaan ervan uit dat Hilo op Hawaï wordt bedoeld. Kennelijk woont daar het mooie meisje met de blauwe jurk die wakker gemaakt moet worden en “geschud”.
In het eerste couplet wordt de verwondering uitgesproken over een grote zwarte man met zijn zeelaarzen nog aan die zegt:” Johnny comes down to Hilo, poor old man.”
Het ging er bij deze shanty’s om dat de voorzanger veel coupletten kende. Vooral als er lang achter elkaar door moest worden gewerkt. Soms verzon hij de tekst ter plekke. Dat verklaart ook waarom er soms geen logisch verband in de tekst zit. Daar is dit lied een voorbeeld van.
Dan gaat het bijvoorbeeld weer over een mooi meisje aan de andere kant van de oceaan. A Badian beauty. Badian ligt op de Filippijnen.

SAILING HOME TO DUBLIN CITY
Dit lied is in 1962 geschreven door Dermot O’Brien. Dermot was een van de beste Ierse accordeonspelers.
Het lied werd met succes gezongen door The Dublin City Ramblers. (Waar O’Brien overigens geen deel van uitmaakte).
Deze band, “The Dublin City Ramblers”, ontstond in 1970 uit de groep “Quare Fellas” De band heeft een lange ledenlijst. De zanger en banjospeler Sean McGuinness is momenteel de enige die er van het begin af aan bij was.
In 1981 zongen ze “The balad of Bobby Sands” Wat niet overal in goede aarde viel en uiteraard niet bij de Engelsen (zie verder de beschrijving van “Back home in Derry” voor wat betreft de Ierse vrijheidsstrijder Bobby Sands).
Sailing home to Dublin City is een echt Iers lied waarin de melancholie doorklinkt. Het is een “forebitter” dat zeelieden in hun verblijf tijdens windstilte of andere rustmomenten zouden kunnen zingen.
In het eerste couplet zingt de zanger dat hij een vrijbuiter is en zich daar niet voor schaamt.
Hij heeft spijt van de dag dat hij is gaan varen.
In het tweede couplet komt zijn geliefde in beeld. Zij huilde terwijl ze bij de pier stond.
Hij zei dat hij dit moest doen. “Zijn wilde haver moest worden gezaaid.”
Dan volgt het refrein waarin tot uitdrukking komt dat hij zijn meisje en Dublin City heel erg mist.
In het derde couplet zingt hij dat hij alle bezienswaardigheden van deze aarde wel heeft gezien.
Hij zeilde van Vancouver tot Dover. Hij heeft op de walvis gejaagd en stormen doorstaan. Maar nu zijn, zijn wilde dagen voorbij.
In het vierde couplet zegt hij de geur van Moore Street te missen. Dubliners spreken dit uit als “Meur Street” nou het meurt daar naar vis, olie, gebrande noten fruit, frituur enzovoorts omdat er altijd een markt is in Moore Street. Ook mist hij de deining van de oude Liffey. De Liffey is de rivier die dwars door Dublin loopt en uitmondt in de Ierse Zee. Ook de lichten van de “Pigeon house” de duiventil mist hij. Dit is geen echte duiventil maar een oude elektriciteitscentrale met twee enorme torens. In die torens brandde licht. Dan mijmert hij over Sandymount strand, een klein strandje in de buurt van de oude centrale, waar hij met zijn geliefde hand in hand liep en naar de postboot keek die vertrok.

ROLL ALABAMA ROLL
De Amerikaanse burgeroorlog (1861-1865) werd uitgevochten door de Noordelijke Staten (United States) en de Zuidelijke Staten (Confederate States). Deze laatste hadden, onder andere door de katoenhandel, goede contacten met Liverpool. In 1861 werd de confederatieve marineofficier James Dunway Bulloch naar Liverpool gestuurd om oorlogsschepen te laten bouwen. Dat heeft hij gedaan.
Een van deze schepen was de Alabama. Op de werf van de gebroeders Laird werd haar kiel gelegd. Het feit dat de Alabama een oorlogsschip was moest geheim blijven. Daarom werd het schip dat in 1862 klaar was, “de Enrica” gedoopt. In juli 1862 voer het schip, onder leiding van kapitein Raphael Semmes, na wat demonstraties rustig naar de Azoren. Daar werd het van zware en effectieve wapens voorzien en omgedoopt tot CSS Alabama. Ze had een bemanning van 144 man.
Van augustus 1862 tot juni 1864 vernietigde de Alabama 55 koopvaardijschepen van de Noordelijke staten en bracht ze zo veel schade toe. (Grondstoffen etc. kwamen niet aan) Tien andere schepen werden behoorlijk beschadigd. Steeds probeerde kapitein Semmes de opvarenden van de “vijand” te redden door ze uit zee te pikken.
De USS Kearsarge was een oorlogsschip van de Noordelijken onder leiding van kapitein John A. Winslow. Zij joegen al twee jaar op de Confederatieve oorlogsschepen (die zij piratenschapen noemden). Vooral de Alabama stond hoog op de lijst omdat zij met haar bemanning zoveel schepen tot zinken had gebracht.
In juni 1864 legde de Alabama aan in de Franse haven Cherbourg. Semmes moest dit doen voor reparaties en bevoorrading. Winslow kreeg daar de lucht van en blokkeerde de doorgang naar open zee.
Raphael Semmes zag geen andere oplossing dan het gevecht aan te gaan.
Op 19 juni verliet hij de haven van Cherbourg, begeleid door een Frans schip om te controleren of de slag in internationale wateren zou plaatsvinden. Na een zwaar gevecht van ruim een uur werd de Alabama door de Kearsarge tot zinken gebracht. Semmes genoot zowel in Engeland als in Frankrijk grote populariteit. Hij wist op het Engels jacht “The Deerhound” te ontsnappen. 29 opvarenden van de Alabama verloren het leven en 1 opvarende van de Kearsarge.
Mooi lied met een heroïsche en historische achtergrond.
